1001 nacht
20 maart 2015
Vliegende tapijtjes, geesten in flessen en grotten vol geheime schatten. Sinds ik als kind de sprookjes van 1001 Nacht las, heeft het Midden Oosten een onweerstaanbare aantrekkingskracht. Die 40 rovers gemakshalve vergetend, was mij al jong duidelijk dat ik ooit het Midden Oosten zou verkennen. Maar om onduidelijke redenen kom ik nooit verder dan Egypte. Alleen al in de laatste 8 maanden kwam ik er 3 keer. Terwijl er zoveel andere plekken op mijn wensenlijstje staan: dwalen door de roze stad Petra in Jordanië, de medina van Marrakesh verkennen ,de geheimzinnige blauwe stad Chefchaouen ontdekken, zandduin springen in Erg Chebbi. Maar desondanks is het dus altijd Egypte waar ik terug blijf komen. Dat heeft zo zijn voordelen: ik leer steeds meer van de ingewikkelde Arabisch taal en ook blijf ik zo het hiërogliefenschrift trouw oefenen. Bovendien leer steeds meer van land en cultuur kennen. Het gebeurt steeds minder vaak dat ik me verbaas over de situaties waarin ik ben beland, steeds vaker realiseer ik me: 'Ik ben gewoon weer in Egypte.'
Mijn laatste bezoek ontdekte ik dat niet alle zonsopkomsten in Egypte mooi zijn, zoals ik altijd dacht. Ik lig in mijn slaapzak op het strand te wachten op de zon. En die komt niet. De lucht is grijs en bewolkt en plotseling is het licht. Waar is mijn stralende zonsopkomst? vraag ik me teleurgesteld af. Dan zie ik, even heel kort, een prachtige zilveren streep aan de horizon. ‘The silver lining in every though situation’ zoals de Amerikanen zo mooi zeggen.
Ik lig als enige wakker tussen 8 slapende Egyptische mannen, van wie minstens de helft om het hardste snurkt. Ik wilde weer duiken aan de voet van de berg. Daar waar je alleen lopend of per kameel kunt komen. Ik zei dat tegen mijn duikvriend toen we in een coffeeshop zaten. ‘Mag ik mee?’ vroeg Ahmed van de crêperie. Zonder zijn sandwiches en crêpes vol groenten zou ik al lang verhongerd zijn, dus natuurlijk mocht hij mee. En zijn jongere broer, net van school en sinds een paar dagen in Dahab, ook. Dat het niet bij ons vieren zou blijven, vermoedde ik al toen ik de telefoongesprekken hoorde. Een auto moest ons naar de Blue Hole rijden, waar we op kamelen zouden stappen. Het viel me op dat het woord voor auto werd vervangen door busje.
Ik informeerde maar eens wie er nu eigenlijk mee gingen. Nou iedereen dus. ‘Dat wordt hartstikke leuk,’ zei mijn duikvriend. ‘Een uitje met vrienden onder elkaar.’ Ja, Arabisch sprekende vrienden onder elkaar en ik dus. Dat is Egypte: als je met iemand afspreekt krijg je er altijd broers, vrienden en/of neven bij cadeau. En dat verbaast me dus niet eens meer.
Ik keek eens naar onze bagage. Een duikuitrusting aangevuld met sisja’s. Ook dat verbaasde me niet. En dus zat ik de hele avond in de sisjawalmen naar de krijsende muziek van Mohamed Mounir te luisteren, terwijl ik me had verheugd op stilte in de natuur. Maar ja, ook dat is typisch Egyptisch.
Meer typisch Egyptisch
Er waren meer dingen deze week die me alleen in Egypte niet verbazen. Een chauffeur die de auto met mij erin aan de kant zet en rustig boodschappen doet. Die vervolgens bij zijn vrouw aflevert en mij daarna naar mijn duiklocatie rijdt.
Een 8-jarige jongen die, volleerd met een arm uit raam, een pick-up bestuurt met ons in duikuitrusting in de roestige achterbak.
Mijn slippers die na een duik verdwenen zijn omdat de vrouw van één van mijn vrienden ze nodig heeft. Urenlang doelloos rondhangen in de coffeeshop of in mijn geval crêpeawy.
Ik vind het bijzonder dat ik steeds meer mensen leer kennen en dus ook meer kanten van deze af en toe zo complexe samenleving. Dit keer trok ik op met een jong stel. Openlijk verliefd en affectie tonend. Egypte wordt vrijer en moderner dacht ik. Om even later op die gedachte terug te komen toen één van de vlotste mannen van mijn vriendengroep halsoverkop naar huis geroepen werd. Zijn ouders hadden een verloofde voor hem uitgezocht en hij moest haar ontmoeten. Het enige waar ik maar niet aan kan wennen, is het urenlang doelloos rondhangen in de coffeeshop of in mijn geval crepeawy. Dat niets doen vind ik toch echt heel moeilijk. Volgens mijn vrienden komt dat omdat ik niet relax een sisja rook zoals zij. Ik dus maar toe hoe Mohamed de zoveelste crêpe met nutella maakt. Dat brengt me op een idee; waarom vervangen we de crêpe met chocoladapasta niet door een chocoladecrêpe? Mijn idee uitleggen duurt langer dan het beslag maken. En dan is de eerste chocoladecrêpe een feit. Iedereen krijgt een stukje om te proeven. Niet bijzonder, is het unanieme oordeel. Mohamed doet nog een paar pogingen, die geen van alle erg succesvol zijn. Maar ons experiment resulteert wel in de lekkerste warme chocolademelk van Egypte! Dat dan weer wel. Al mompelt mijn duikvriend dat het gedaan is met rust als ik erbij ben. Ik geloof dat ik toch nog niet helemaal aangepast ben aan het Egyptische leven.