Een magische tijdmachine
13 november 2015
Eindelijk loop ik er, in de Siq, de anderhalve kilometer lange toegangskloof van Petra. Sinds ik als kind de film van Indiana Jones zag, droom ik er al van om in deze magische tijdmachine te stappen. Het pad begint breed, maar wordt al snel nauwer. De hoge roze wanden komen steeds dichter bij elkaar. Als je goed kijkt zie je dat de rotswanden in elkaar passen, want de breuk in de berg is ontstaan door een aardverschuiving. En dat maakt de verbogen stad Petra nog nét wat meer verborgen. Om iedere bocht verwacht ik de zo beroemde tempel. Maar steeds komt er weer een nieuwe bocht. En dan, net als ik het niet meer verwacht, doemt hij toch nog op, Al Khaznah, de schatkamer van de Nabateese stad.
Nooit eerder was ik hier, maar het voelt alsof ik deze 'schatkist van de farao' al ken. Alsof ik er al tijden komt. Ik heb er zoveel afbeeldingen van gezien. Zoveel over gelezen. Het bouwwerk in de roze rotsen is indrukwekkend, zeker als ik me realiseer dat de Nabateeërs deze tempel 2000 jaar geleden uit de rotsen uithakten. Deze nomadische Arabische stam stichtte een koninkrijk met Petra als hoofdstad. Een strategische plek, langs de route van handelskaravanen die Oost en West verbonden. De Nabateeërs wisten de legers van Alexander de Grote tegen te houden, maar moesten in 106 na Christus buigen voor de troepen van de Romeinse keizer Trajanus. Het volk werd ingelijfd bij het Romeinse Rijk, het koninkrijk verdween en de verborgen stad werd vergeten.
Eeuwen vervagen
Nog steeds is Jordanië is het kruispunt van het Midden Oosten. Het grenst in het noorden aan Syrië, in het noordoosten aan Irak, in het zuidoosten aan Saudi Arabië en in het westen aan Israël en Palestina. En aan de overkant van de Rode Zee kun je mijn geliefde Egypte zien liggen. Ook is het een raakpunt van continenten: Eurazië, Afrika en India komen hier samen. Jordanië is een plek waar culturen en eeuwen vervagen. En dat voel je als je door Petra dwaalt.
Dwalen door Petra is reizen in de tijd. Nu helemaal: er zijn nauwelijks andere toeristen en dat maakt dat ik me opgenomen voel in de geschiedenis. Wel is het hard werken: ik maak een urenlange wandeling, klauterend over rotsen en zoekend naar paden die er niet zijn. Van bovenaf kijk ik op de oeroude stad. Ik zie de bedoeïen en hun kamelen, niet groter dan mieren. In Petra werken vooral bedoeïen. Zij leven van veeteelt en handel. Hun derde bron van inkomsten, plunderen, hebben ze moeten opgeven. Maar ze zien er nog steeds uit als piraten uit vervlogen eeuwen, met hun lange haren, met kohl omrande ogen en bandana’s. Nu bieden zij toeristen hun kamelen, ezels en paarden aan. En heel soms zie je een heuse Arabier tussen de ezels en muildieren. Het paard dat volgens de legende geboren is uit de zuidenwind. Alles in de roze stad Petra is net een sprookje uit 1001 nacht.