Lispeltuut
22 februari 2017
'Dank je wel! Kun jij altijd de weg wijzen? Wijs je nooit mis?'
'Ik wijf niet mif,' zei de schelp. 'Ik ben de Lifpeltuut.'
Ik ben op Schier. Met mijn neefje, nichtje, moeder en hond. We wonen in een huisje dat de Lispeltuut heet. Het is een leuk huisje in de kleuren van strand en zee en met een wrakhouten vloer. Het voelt meteen als thuis. Er woont een klopgeest in de verwarmingsbuizen, die 's nachts wakker wordt en rond spookt.
Schiermonnikoog is een mooie plek, maar het is niet mijn eiland. Dat is en blijft Vlieland. Ik zie op Schier te weinig strand en zee. De duinen zijn hier eindeloos, het strand is breed en de zee heel ver weg. Ik krijg moeilijk grip op het eiland. De structuur van het dorp is moeilijk te door gronden. Ik kom steeds op een andere plek uit dan ik verwacht. Ook is deze dagen de eilandrust ver te zoeken, en dat komt niet door de storm die woedt. Ik hoor geen zee en wind, maar het geklets van mijn neefje en nichtje. Er moet worden gerend, over geulen gesprongen en Jozefien Kwebbeleend houdt geen seconde haar mond. 's Ochtends vroeg rennen Vlinder en ik samen naar de bunker om naar de zonsopkomst te kijken, onze enige moment van rust. Maar bij de bunker krijgen we geen zonsopkomst, maar een fikse regenbui. Met wind en een striemende regen tegen rennen we terug naar de Lispeltuut. In een scherpe bocht botsen we tegen een eilander en zijn juttershond. Hij aait Vlinder en mompelt door zijn woeste baard; 'Ik zie jou over het hele eiland rennen, hondje.'
Dan wordt het droog en breekt de zon door. We gaan eindelijk naar de zee. Een flink stuk fietsen en dan het eindeloze strand over. Ik loop langs de kustlijn en de muzen en sirenen zijn overal. Ik luister naar de golven en de wind. Kijk naar de duizelingwekkende capriolen van Jonathan Livinston Seagull. Heerlijk schelpen jutten. En daar aan die verre kustlijn vind ik een prachtig mooie schelp, een heuse lispeltuut. 's Nachts waart de klopgeest door de Lispeltuut. Hij bouwt een feestje in de verwarmingsbuizen en houdt me uit mijn slaap. Tijd genoeg om na te denken ineens. Over het strand, de zee, mijn plannen en dromen en de Lispeltuut.
'Maar hij vertelde niets over de Lispeltuut. Dat was een geheimpje voor hem alleen. Hij had nu een schelp die hem altijd en overal de weg zou wijzen. En dat was een heel fijn gevoel.'